Vlaanderen (België) - Lage massaflux van nikkel bevestigt grondwatermodel en leidt tot risicogebaseerde aanpak

Highlights

  • Bepaling van de restbronsterkte
  • Kalibratie van het grondwatermodel
  • Risicogebaseerde aanpak aanvaard

Situatie

Nikkel en CVOC's

Bron: Metaal bewerking

Partner: Antea Group Belgium

Locatie: Vlaanderen, België

De bodem van deze site werd verontreinigd door oppervlaktebehandelingen van metalen. De verontreiniging bestond uit nikkel en CVOC's van vlak onder de betonplaat tot 4m-bgl. De onverzadigde bronzone werd verwijderd. In de verzadigde zone leek geen DNAPL aanwezig te zijn, maar ook natuurlijke attenuatie van de CVOC's leek niet te gebeuren.


Sampling

We gebruikten massafluxen om de bron- en pluimsterkten te bepalen. Een grondwater- en verontreinigingstransportmodel was opgesteld door Antea en werd verder gekalibreerd aan de hand van de iFLUX massafluxresultaten.

  • 2 controlezones, één in de bronzone, één in de pluimzone
  • Elke controlezone bestond uit 3 à 4 clusters van respectievelijk 3 peilbuizen met 3 verschillende dieptes
  • In totaal zijn er 44 iFLUX cartridges geïnstalleerd
  • Blootstellingstijd: 10 weken


"Met fluxmetingen kan de restbronsterkte worden bepaald en kan de saneringsstrategie worden geoptimaliseerd"

Challenges

Hoe het verspreidingsrisico bepalen en managen:

  • Evolutie van de verontreinigde grondwaterpluim?
  • Verspreidingsrisico?
  • Verificatie grondwatermodel
  • Risicogebaseerde aanpak haalbaar?

Solutions

iFLUX geeft inzicht in dynamische en complexe processen:

  • Vaststellen hoe de bronsterkte doorheen de tijd evolueert
  • Verspreiding van contaminanten meten
  • Voorkeurspaden gezocht, gerelateerd aan de heterogene doorlaatbaarheid van de grond
  • Mogelijkheid tot gerichte aanpak per contaminant bekijken in functie van hun specifieke afzonderlijke ondergrondse gedrag

Resultaat

Figuur: Grondwater- en massafluxen VOC en nikkel - kaart met de locaties van de peilbuizen

Na de eerste iteratie werd een stabiele nikkelpluim bevestigd. De meeste gemeten massafluxen waren lager dan 0,5 mg/m²/dag, hetgeen een factor 30 lager was dan de waterflux (uitgedruk in cm/dag) op diezelfde dieptes. Daarom werd verdere actieve sanering van de resterende nikkelverontreiniging niet langer gezien als noodzakelijk door de toezichthoudende instantie. Voor de daaropvolgende jaren keurden ze bijgevolg een risicogebaseerde aanpak goed.  Hierdoor kon een groot en vooral duur saneringsproces vermeden worden.

Hierna, werden in de tweede en derde iteratie enkel nog de CVOC's gemeten. Vóór de fluxmetingen werden onverwachte resultaten gevonden bij de concentratiemetingen (in P43). De gelaagdheid van de verontreiniging was anders dan verwacht.



De fluxmetingen hielpen bij de interpretatie van deze onverwachte resultaten. De modelering van de verontreiniging kon op basis daarvan aangepast worden en ook het grondwatermodel werd aan de hand van de fluxmetingen gekalibreerd.

Conclusies:

  • Relevante CVOC's massa aanwezig en migreert downgradient. Nikkelmassa is stabiel.
  • Er zijn preferentiële paden gevonden die samenhangen met heterogene doorlatendheid van de bodem.
  • Gerichte mitigatiemaatregelen bleken mogelijk. Remediërende monitoring en saneringsontwerp konden worden gedifferentieerd voor enerzijds de stabiele nikkel en anderzijds de bewegende CVOC's.



Figuur: Gemeten massafluxen (mg/m²/dag) op verschillende diepten (in meter)

Figuur: Gemeten grondwaterflux (cm/dag per diepte) en nikkel (mg/m²/dag) op verschillende diepten.