Genk (België) - Onderzoek naar het biodegradatiepotentieel op een historisch autofabrieksterrein

Highlights

  • Biologische afbraak mogelijk in ondiepe bodemlagen
  • Verticaal verspreidingsrisico is verwaarloosbaar
  • Nature-based remediatie is succesvol

Situatie

BTEX verontreiniging

Bron: Autoindustrie

Partner: Vlaamse overheid & ABO

Locatie: Genk, België

Op de voormalige Ford site (General Motors) in Genk, België, werden 4 zones met verontreinigd grondwater gevonden. Sanering was noodzakelijk. Het betrof pluimen 1, 2, 4 en 29 (zie kaart bovenaan bij highlights). Voor elk van deze BTEX verontreinigingen was er al een bodemsanering gebeurd. De verontreinigde grond was verwijderd in de bron door ontgraving.

Na deze sanering van de bronzones in 2019, stond de grondwaterverontreiniging als volgende op het lijstje. Het grondwatersaneringsplan moest nog opgemaakt worden.

Om te bekijken of natuurlijke afbraak mogelijk was voor de grondwaterverontreiniging werd iFLUX ingeschakeld. De grondwater- en massafluxen in pluim 1,2 en 29 werden met fluxmetingen gemeten.

Sampling

De iFLUX samplers, elks met een waterflux- en massafluxcartridge, werden in 17 peilbuizen geïnstalleerd. Deze waren verdeeld over 3 locaties van de Ford Genk site: pluim PL01, PL02 en PL29.

De peilbuizen hadden een diameter van 50/63 mm (ID/OD). De blootstellingstijd van de cartridges werd bepaald op basis van de beschikbare concentratiegegevens. In de kern was er daarom een kortere blootstellingstijd van 60 dagen voorzien, terwijl deze in de pluim 130 dagen bedroeg.

"Fluxdata stelden ons in staat het grondwater- en transportmodel te kalibreren en te optimaliseren" 

- Jan de Vos (ABO group)

Challenges

Onderzoek naar het potentieel voor in-situ sanering in functie van de ondergrondse dynamiek:

  • Mobiele BTEX-verontreiniging met potentieel verspreidingsrisico
  • Horizontale en verticale verspreiding van de verontreiniging?
  • Haalbaarheidsstudie voor bioremediatie of natuurlijke afbraak

Solutions

iFLUX levert informatie over de plaatselijke grondwaterdynamiek om de saneringsmogelijkheden te beoordelen:

  • Hoogte van gemeten fluxen kan hoogte van verspreidingsrisico aangeven
  • Vergelijking van horizontale en verticale verspreiding mogelijk
  • Massafluxen en grondwatersnelheid helpen om het potentieel van bioremediatie of natuurlijke afbraak

Resultaat

Uit de fluxmetingen kunnen we afleiden dat de verticale verspreiding van de verontreiniging naar de diepere lagen (>10 m-bgl) te verwaarlozen is. De ondiepe bodemlagen bevatten over het algemeen meer zuurstof om de biologische afbraak van BTEX te ondersteunen. Bovendien zijn de in ondiepere lagen gemeten doorlatendheden geschikter voor eventuele toevoeging van nutriënten en zuurstof of voor recirculatie van grondwater. De beste omstandigheden voor biologische afbraak op basis van de fluxmetingen werden aangetroffen in pluim 1 en 2, vooral omdat de massafluxen daar relatief lager waren. In pluim 29 is de permeabiliteit geschikt, maar de hogere fluxen kunnen schadelijker zijn en de biologische afbraak remmen. Als de verdunnings- en afbraaksnelheden hoger zijn dan de massaflux van de verontreinigende stof, zal de vuilvracht in de loop van de tijd afnemen.

De resultaten van de waterfluxmetingen toonden aan dat het grondwater zich 2x tot 4x sneller verplaatst in de ondiepe lagen tussen 5,4 en 6,2 m-bgl. De hoogste fluxen werden gemeten in pluim 2 en 29. Tussen 10,1 en 11,6 m-mv werd een lichte toename van de snelheid waargenomen. De laagste fluxen werden gemeten tussen 6,2 en 10/2 m-bgl en in de diepste metingen bij 12,6 en 13,2 m-bgl. De gemeten stroomsnelheden zijn in bovenstaande figuur weergegeven per peilbuis en in functie van de diepte.

De hoogste massaflux werd voor xylenen (maximum 640 mg/m²/d), vooral gevonden in de ondiepe peilbuizen van pluim 29, maar ook in pluim 1, ondanks de lagere gemeten grondwaterfluxen. Met uitzondering van één xyleenflux van 66 mg/m²/d, gemeten op 10 m-bgl, nemen de fluxen snel af met de diepte. De gemeten massafluxen voor xylenen zijn in onderstaande figuur weergegeven per pluim en in functie van de diepte.


Conclusies

  • De hoogste grondwaterfluxen en massafluxen (xylenen) werden gemeten in ondiepe lagen
  • Horizontale verspreiding >>> verticale verspreiding (weinig tot geen verticale verspreiding gemeten)
  • De beste omstandigheden voor biologische afbraak op basis van de fluxmetingen bevonden zich in pluimzone 1 en 2 door de relatief lagere massafluxen en hogere grondwaterfluxen.