Fluxmetingen tonen laag verspreidingsrisico aan op site in Wallonië (België)

Highlights

  • Verspreidingsrisico van restverontreiniging
  • Risico voor nabijgelegen waterloop
  • Inzicht in hoe en wanneer saneren

Situatie

Gechloreerde solventen in grondwater

Bron: Autogarage

Partner: AG Environnement

Locatie: Waals Brabant, België

De site ligt vlakbij het centrum van Orp-Jauche en heeft een lange geschiedenis. In 1893 begon Gervais-Danone met de bouw van een melkfabriek. Na de sluiting van de fabriek in 1978 waren er verschillende activiteiten op het terrein. In 2011 werd de oude zuivelfabriek afgebroken en werden er plannen gemaakt om het terrein te ontwikkelen als woonwijk. Om in het gebied betaalbare huisvesting te creëren, sloeg de gemeente de handen ineen met API BW (de vastgoedontwikkelingsmaatschappij van Waals-Brabant). Zij zijn de verantwoordelijken voor de bouw van ongeveer 150 woningen. Maar alvorens met de bouw gestart kon worden, moest de ondergrond (bodem en grondwater)  gesaneerd worden.

Sampling

Als onderdeel van de karakterisering heeft het adviesbureau AGEnvironnement, in opdracht van API BW, iFLUX gevraagd debietmetingen in het grondwater uit te voeren om het verspreidingsrisico van de restverontreiniging met gechloreerde solventen in het grondwater te beoordelen.

Een campagne om de grondwatersfluxen (Darcy) en de massafluxen van gechloreerde solventen (VOCl) te meten werd uitgevoerd in vier peilbuizen, waarvan er één stroomopwaarts nabij de bron van de verontreiniging was gelegen en drie loodrecht op de richting van de grondwaterstroming waren gericht, langs een beek die stroomafwaarts van het brongebied de grondwaterspiegel draineert.

LEr zijn metingen in het brongebied uitgevoerd om de "sterkte" of intensiteit van deze restbron en dus het verspreidingsrisico te beoordelen. Stroomafwaarts was het de bedoeling de verspreiding naar de waterloop te beoordelen.

De gebruikte peilbuizen waren allemaal standaard 63/51 mm HDPE-peilbuizen(OD/ID).

De blootstellingsduur van de cartridges, bepaald op basis van de beschikbare concentratiegegevens en het verwachte grondwaterdebiet, bedroeg 27 dagen.

"Wij kunnen de resultaten van iFLUX rechtstreeks in ons verslag opnemen om aan te tonen dat sanering niet nodig is."

- R. Jumet

Challenges

Beoordeling van verspreidingsrisico:

  • Bepaling van de stroomsnelheid van grondwater en verontreinigende stoffen
  • Vaststelling van de intensiteit van de verontreinigingsbron
  • De invloed van de waterloop op de verspreiding van de verontreiniging beoordelen

Solutions

Massafluxen voor meer zekerheid: 

  • Passieve metingen van de stroomsnelheid van het water en de verontreiniging
  • Bepaling van de verontreinigende vracht van het brongebied
  • Bepaling van de verwachte vuilvracht in de omgeving van een receptor, in dit geval de waterloop, door middel van een monitoringplan tussen de bron en de receptor

Resultaten

De gemeten snelheden wijzen op een relatief grote variatie over een korte afstand stroomafwaarts, waarschijnlijk als gevolg van de aanwezigheid van preferentiële stromingspaden (902, 903) of een plaatselijk gebied met een lagere permeabiliteit (901).

De snelheid gemeten in de buurt van de bron (904) was lager dan het gemiddelde stroomafwaartse transect (901-903), hetgeen bevestigt dat de afwatering in de buurt van de beek groter is.

De hoogste massafluxen werden geregistreerd voor tetrachlooretheen (903). Van de afbraakproducten werd alleen DCE gedetecteerd en alleen in de stroomafwaartse zone, hetgeen wijst op een onvolledige natuurlijke afbraak.

De gemiddelde concentraties van de stromen door de peilbuizen voor de duur van de blootstelling zijn betrekkelijk laag en bedragen niet meer dan 35 µg/l voor PER (903) en 10 µg/l voor 1,2-DCE (903).

Bovendien werd in het brongebied (904) slechts een kleine flux PER gedetecteerd en de gemeten waarde van 0,35 mg/m²/d is slechts iets hoger dan de fluxdetectiegrens (0,29 mg/m²/d). De gemiddelde fluxconcentratie werd berekend op 5 µg/l voor de blootstellingsperiode.

Op basis van de iFLUX-resultaten werd geconcludeerd dat de verontreinigende belasting die zich in de richting van de waterloop verplaatst, geen risico vormt en derhalve aanvaardbaar is en dat het risico van toekomstige verspreiding vanuit de huidige bron praktisch onbestaande is.

De fluxmetingen waren doorslaggevend bij de conclusie dat een sanering van de gechloreerde oplosmiddelen in het water niet dringend of zelfs noodzakelijk was. Met het oog op de herontwikkeling van het terrein en de geplande woningbouw heeft de APIBW echter besloten de verontreinigingshaard te saneren. Doordat er geen haast bij is, kan de APIBW deze behandeling combineren met het bouwproject, waardoor de behandelingskosten aanzienlijk lager zullen uitvallen.